Afra liep rustig naar de waterval, ze vond het daar altijd heel mooi en kwam er meestal tot rust. Ze deed haar schoenen uit en ging zitten op een rots met haar voeten spelende in het water. Ze bekeek de waterval rustig, hoe het water van de rivier via rotsen sierlijk naar beneden viel en zo een soort meer vormde. Afra wist niet hoelang ze daar zat, maar voelde de tijd voorbij strijken. Ze keek omzich heen, om te zien of er iemand was, haar blik gleed langs de bomen en stopte na een tijdje. Ze zag een schim, mischien was het maar een dier. Afra hoopte van niet. Ze vond het wel leuk om gezelschap te hebben. Ze bleef maar naar de schim kijken, het kwam haar kant op. Afra wist nu wel bijna zeker dat het een 'iemand' was, en niet een 'iets'. Ze wachtte af.